In gesprek met Kieran Brunt

De jonge Britse componist, zanger en dirigent Kieran Brunt is de nieuwe Composer in Residence van het Muziekgebouw. Als opmaat tot zijn residency is hij met zijn koor Shards en indietronic outfit Strange Boy dit voorjaar al te horen op STRP Festival 2020. Onze Artistiek Manager Frank Veenstra sprak met hem over zijn muzikale invloeden, plannen, dromen en uiteraard de projecten die op stapel staan in zijn eerste seizoen in Eindhoven.

Tekst: Frank Veenstra 

Wat zijn je verwachtingen bij de residency?

“I’m stepping into very big shoes”. Ik heb namelijk veel goede dingen gehoord over Eindhoven van mijn voorgangers Nico Muhly en Daniel Bjarnason. Als ik aan het Muziekgebouw denk dan is het eerste wat in me opkomt de fantastische liedcyclus ‘Confessions’ die Nico Muhly hier samen met de Faroerse singer-songwriter Teitur schreef. Ben benieuwd hoe het voor mij zal zijn om met hetzelfde artistieke team, de zaal en de stad hier nieuwe muziek te maken.”

Hoe kijk je naar het programma van het Muziekgebouw?

“Het is heel breed, divers en erg open minded. Ik houd zelf van verschillende soorten muziek. Vanaf mijn twaalfde zong ik in koren (Cambridge) en operaproducties en tegelijkertijd ben ik fan van indie en elektronische muziek. “I always wanted to make some music which is between those worlds.” Dat sluit helemaal aan bij het soort innovatieve programma’s waar het Muziekgebouw internationaal een grote naam in heeft en waaraan ik hoop ook mijn deel te kunnen bijdragen.”

Waar werk je momenteel aan?

“De belangrijkste projecten op dit moment zijn allereerst mijn koor Shards, waarbij we ons debuutalbum ‘Find sound’ voor het eerst live gaan uitvoeren. Verder leg ik de laatste hand aan het album van mijn duo Strange boy, dat qua sound steviger en meer dance georiënteerd is dan de vorige releases. Daarnaast werk ik stilletjes aan solo-werk en ben ik net begonnen aan filmmuziek voor een nieuwe sci-fi televisie serie, geschreven door een van de makers van Black Mirror. Dat is voor mij een hele nieuwe wereld.”

Welke (recente) invloeden liggen aan de basis van de muziek die je nu maakt?

“De Britse koormuziek van Tallis, Byrd en Britten hebben me sterk gevormd, zeker als het gaat om het componeren van liederen. Als teenager was ik veel bezig met indie muziek en bijvoorbeeld funk. Mijn helden waren Owen Pallett en The Magnetic Fields. Het meest heb ik dit jaar geluisterd naar het nieuwe album van Vampire Weekend en die van Holly Herndon en Solange. Allen artiesten die telkens op zoek zijn naar nieuwe richtingen zonder daarbij hun eigenheid en identiteit te verliezen.”

Hoe ziet de ideale (werk)dag er voor jou uit?

“Ik sta niet graag vroeg op en begin de dag meestal met het wegwerken van e-mails en andere administratieve zaken. Daarna ga ik aan de slag met componeren of het opnemen van muziek. Vaak ga ik tussendoor even zwemmen, om m’n hoofd weer vrij te maken en dan werk ik door tot de avond om dan lekker te eten. I’m absolutelly obsessed with cooking: het is de beste manier voor mij om te relaxen. En het stimuleert ook nog eens de delen van ons brein die verantwoordelijk zijn voor het creatieve proces.”

Heb je bepaalde ‘grote dromen en doelen’?

“Ik vertrouw op de onverwachte kansen die het leven biedt, zoals de residency in Eindhoven: I would have never dreamt doing this. Ik wil vooral muziek blijven schrijven, daarbij nieuwe wegen inslaan en nieuwe ontdekkingen doen. Alhoewel… een grote opera of musical schrijven, of iets daartussen in, voor de langere termijn wel een grote wens van me is.”

Kun je al iets vertellen over de nieuwe muziek die je gaat schrijven voor TROMP en de King’s Singers?

Brunt heeft twee opdrachten in zijn eerste jaar als Composer in residence: allereerst het verplichte werk voor vibrafoon en pre-recorded voice dat klinkt in de halve finale van TROMP Percussion. Daarnaast schrijft hij nieuwe liederen voor zijn goede vrienden van de King’s Singers, waarvoor hij onlangs al de Faroerse Ballad of Nornagest arrangeerde.

“Ik gaf laatst een concert met de Japanse zangeres Hatis Noit in Southbank Centre  en sprak tijdens repetities met slagwerkers over de mogelijkheden van de vibrafoon. Ik speel nu met de gedachte om iets te doen met het veranderen van snelheid van de motoren van het instrument. En voor wat betreft de tekst denk ik aan een gedicht van Robert Frost ‘Desert places’. Maar die dingen kunnen nog veranderen.

Voor de stukken van de King’s Singers wil ik nu eens niet uitgaan van tekst, maar van ‘sounds, shapes and extended vocal techniques’. Ik wil enerzijds uitvergroten waarin ze goed zijn en anderzijds hen ook naar nieuwe manier van zingen leiden. Eigenlijk een beetje zoals we hebben gedaan met het Faroerse lied dat ik voor hen arrangeerde. It was such good sports!”